Over Zhiyun
Zhiyun brak door met gimbals en rolde daarna logisch de wereld van verlichting in. De Molus-lijn volgt dezelfde filosofie: compacte behuizingen, veel output, weinig kabelrompslomp. De B-serie (met o.a. B300 en B500) is duidelijk bedoeld voor serieuze studio’s en semi-permanente set-ups: monolights met geïntegreerde voeding, dus geen losse ballastkast. Dat is prettig voor snelheid en netheid. Tegelijk is het een ambitieuze claim: “studio-proof” betekent niet alleen fel licht, maar ook consistente kleur, betrouwbare bediening en degelijke montage. Dat leggen we hieronder langs de meetlat.
Unboxing: wat zit er in de doos?
Beide lampen komen in degelijke, maar vrij sobere verpakking. Je treft de lamp met beugel, de standaardreflector en een royale netkabel. Je kunt dus direct aan de slag, zonder een war aan externe voedingen en tussenkasten. Daar staat tegenover dat er geen luxe accessoires meereizen: geen draagtas, geen grid, geen diffusiondoek of softbox. Dat maakt de instapprijs sympathiek, maar in de praktijk ben je tóch al snel tientallen extra euro’s kwijt. Zeker als je zoals wij vooral met grote modifiers werkt, is een softbox geen nice-to-have maar een must.
Design & materiaalkeuze
De twee delen hetzelfde ontwerp-DNA: hoekige monolight behuizing, een metalen beugel en twee grote draaiknoppen achterop voor intensiteit en kleurtemperatuur. De B500 is merkbaar zwaarder 2,8 kg met beugel. Voor 500 watt is dat compact; onder een plafondgrid blijft hij mooi vlak hangen. De B300 is lichter en daarmee vriendelijker voor kleinere statieven of klemmen.

De afwerking oogt strak en functioneel. De knoppen klikken duidelijk, de display-informatie is leesbaar en de beugel houdt zijn positie goed vast (mits je de klem stevig aantrekt). Het koelsysteem is actief en dat moet ook bij dit vermogen. De luchtkanalen zijn netjes ontworpen, maar het blijft een ventilator.
Gebruikerservaring
Wij installeerden beide lampen in een pentagon plafond-systeem. Dat is precies het domein waar de B-serie punten scoort: doordat de voeding in de lamp zit, hoef je geen losse PSU weg te werken en houd je je kabelrouting strak. De meegeleverde kabel is lang genoeg om zonder verlengsnoer een net, veilig traject naar je stroompunt te leggen. De B500 hangt “zwaarder” aan het grid en vraagt dus om serieuze bevestiging. De B300 is iets milder voor je rails en armen als scheelt het in gewicht niet heel veel (2,8 KG v.s. 2,57KG).
Qua bediening is de leercurve nihil. Je draait in seconden van 2700K naar 6500K en past het vermogen trapsgewijs of vloeiend aan. Wat ons wél opviel: op de allerlaagste percentages zie je het in stapjes gaan, niet onbruikbaar maar voor tabletop macro of productshots waarbij je ultra-fijn wilt doseren, heb je soms nét wat meer nuance nodig. Dat is geen uniek Molus-punt; veel COB’s doen dit. Maar als je veel met minuscule lichtaccenten werkt, is het goed om te weten. Warmteontwikkeling is voorspelbaar en beheersbaar. De behuizing en reflector worden bij langdurig 100% gebruik warm, maar we hebben in de praktijk geen overheating gezien. Zet je de lamp vlak boven een spreker, dan helpt het om de airflow van de fan niet rechtstreeks op een shotgun mic te richten. De B500 voelt in het dagelijks werk als het “werkpaard”: hij geeft simpelweg meer marge. De B300 levert dezelfde look, maar je merkt sneller dat je dichterbij moet, of dat een dubbele diffusie ineens ambitieus wordt. Een bedrade regelaar (optioneel) is een zegen in een plafondgrid. Alle instellingen zitten óók in de app, maar een fysieke draaiknop op armlengte versnelt de workflow. Jammer dat die controller niet standaard in een “Studio Kit” zit.
App
De ZY Vega-app pakt het modern aan: koppel, groepeer, stel per groep intensiteit en CCT in en maak presets. In onze set gaf dat rust: key, fill en backlight als aparte groepen en een paar vaste voorinstellingen voor talkshow en producttafel. Werkt het? Ja. Is het perfect? Nee. De koppeling is Bluetooth-gebaseerd en dat is in kleine studio’s prima, maar bij veel apparaten en “radio-drukte” in de ruimte kan het soms een seconde langer duren voordat wijzigingen doorkomen. Voor de doelgroep “compacte (thuis)studio, kleine crew” is de app heel bruikbaar; voor een multi-set omgeving met lichttechnicus en vaste scènes mis je wellicht mogelijk schaalbaarheid.

Lichtkwaliteit
Beide lampen zijn bi-color met een CCT-bereik van 2700K tot 6500K. Dat is precies wat je wilt: naadloos mengen met tungsten practicals of daglicht, zonder gepruts met gels. De B500 zet sterke kleurgetallen neer (CRI rond 95, TLCI rond 97 en TM-30 gemiddeld Rf 94/Rg101). Belangrijker dan de specs is wat je ziet: huidtonen blijven geloofwaardig en producten houden hun kleurechtheid. De standaardreflector geeft een contrastrijk, karakter met duidelijke highlights vooral mooi als je structuur in textiel of haar wilt belichten. De keerzijde is dat je vrij snel hotspots krijgt op glansvlakken; dat is eigen aan dit type reflector en niet specifiek een “Molus” fout. Met een softbox of diffusion doek los je dat op.

Qua output is de B500 onmiskenbaar in het voordeel. Zonder reflector zit je grofweg op 19.200 lux op één meter; met de standaardreflector rond 76.400 lux. Daarmee kun je zonder hoofdpijn naar een 90 of 120 cm softbox met dubbele diffusie en tóch op f/4–f/5.6 met lage ISO’s blijven. De B300 levert dezelfde kleurimpressie maar met minder piekvermogen. In de praktijk werkt hij heerlijk als key in kleine ruimtes, fill voor interviews of als hair-light boven een tafel. Wil je echter overdag raamlicht “domineren” of met een grote parabolic op drie meter werken, dan voelt de B300 snel iets te klein.
Toelichting:
Kort uitgelegd: die cijfers (CRI ~95, TLCI ~97 en TM-30 met Rf 94 / Rg 101) zeggen dat de lamp kleuren heel natuurgetrouw weergeeft. CRI vertelt hoe goed kleuren lijken op “echt” licht, TLCI kijkt daarnaar zoals een camera het ziet, en TM-30 splitst het in nauwkeurigheid (Rf) en hoe vol of verzadigd kleuren ogen (Rg). Rond deze waarden betekent: huidtinten zien er geloofwaardig uit en productkleuren kloppen zonder rare kleurzweem.
Lux is hoeveel licht er een bepaald oppervlak bereikt. Zonder extra hulpstuk levert de B500 op één meter afstand ongeveer 19.200 lux. Klik je de standaardreflector erop (dat “schaaltje” dat het licht bundelt), dan gaat dat naar ongeveer 76.400 lux. Die reflector maakt het licht niet “sterker”, maar richt het beter, waardoor er op het onderwerp bijna vier keer zoveel licht terechtkomt. In de praktijk betekent dit dat je met grotere softboxen kunt werken, iets verder van je onderwerp kunt staan, of met een lagere ISO en snellere sluitertijd kunt schieten, terwijl je beeld nog steeds goed belicht is.
Bowens mount modifiers
Zhiyun kiest verstandig voor de Bowens S-mount. Dat betekent dat je bestaande softboxen, beauty dishes, snoots en grids probleemloos past. Praktisch voordeel: wisselen gaat snel en je hebt geen exotische ringen nodig. De vergrendeling voelt solide. Wel merkten we dat bij heel grote softboxen de hefboomwerking je tilt-lock kan uitdagen, vooral op de B300. Oplossing: zet de beugel wat strakker, gebruik een safety en overweeg een tegengewicht of een stabiliserende arm. Ook zagen we bij een enkele third party softbox een piepklein lichtlek langs de bajonet. Niet storend op beeld, maar in een donkere studio zie je het. Het is typisch Bowens ecosysteem gedrag en geen Molus eigen probleem.

Geluid in een 3×4 m studio (300 × 400 cm)
In een compacte ruimte van 3×4 meter valt ventilatorgeluid sneller op doordat reflecties van muren en plafond de ruis “aanzetten”. De B500 is bij hogere outputs hoorbaarder dan de B300, simpelweg omdat er meer koeling nodig is. In stille podcast- of voice-overopnames kan dat hoorbaar worden, terwijl de B300 langer onder de auditieve radar blijft. Dim je de B500 en werk je met een grotere softbox, dan win je verrassend veel rust: minder toeren, minder ruis, en tegelijk een zachter, mooier licht.
Plaats de lampen bij voorkeur hoog tegen het plafond en richt de ventilatieopeningen weg van de microfoon. Een kleine draai van de behuizing kan al schelen.. Een paar absorberende panelen of een zware gordijnlijn op de eerste reflectiepunten tempert precies de hoge frequenties waarin fannetjes het meest opvallen. In dezelfde lijn helpt het om je key-light het meeste werk te laten doen en back- en hair-lights bewust zachter te zetten; zo beperk je de optelsom van meerdere ventilatoren in een kleine ruimte.
Kort door de bocht: wie in 3×4 m fluisterstil wil opnemen, start veilig met de B300 op lage output. Wil je meer creatieve headroom met grote modifiers, kies dan de B500 maar rijd hem liever op 20–40% dan voluit; je krijgt stiller gedrag én prettiger licht.

Prijs
De actuele prijzen bewegen per retailer en bundel, maar de onderlinge positie is duidelijk: de B300 is de budget-vriendelijke instap in “serieuze” studiolicht, de B500 zit daarboven als hoofdlicht. Wat vaak vergeten wordt: de totaalprijs zit in de modifiers en bediening. Een degelijke parabolic softbox, eventueel een grid en (als je in een grid werkt) de bedrade controller maken het verschil tussen “het werkt” en “het werkt elke dag snel en prettig”. Voor veel makers is de B300 economisch logischer, tenzij je vaak tegen daglicht in wilt of graag dubbele diffusie inzet; dan betaalt de B500 zichzelf terug in werktempo en lagere ISO’s.
Conclusie
De Molus B500 en B300 leveren precies wat ze beloven: compacte, snelle monolights met bi-color flexibiliteit, nette kleurweergave en een volwassen Bowens-ecosysteem. Ze scoren in workflow, geen ballast, minder kabels, snel te plaatsen en in controle: app-groepen en presets werken fijn voor kleine tot middelgrote studio’s. Tegelijk zijn ze niet heilig. De fan is hoorbaar in heel stille ruimtes bij hogere outputs, de laagste dim-ranges zijn minder verfijnd dan je soms zou willen, en de echte “studioprotocol” schaalbaarheid blijft beperkt zolang je vooral via Bluetooth werkt. Ook is de basisdoos sober; wie professioneel wil draaien, koopt er vrijwel zeker modifiers en een controller bij.
Voor wie is dit wél? De B500 is voor makers die marge willen: grotere softboxen, langere afstanden en overdag raamlicht de baas willen blijven . Hij voelt als een werkpaard dat je zelden teleurstelt, mits je grid of statief degelijk genoeg is. De B300 is de slimme allrounder voor compacte studio’s en podcast sets. Als key in kleine ruimtes of als fill/hair naast een B500-key is hij perfect. Je levert piekvermogen in, niet beeldkwaliteit.
Samengevat: de Molus B-serie is volwassen en praktisch, met echte studio-ambities. De B500 is je brede gereedschap voor lastige situaties; de B300 is je rationele keuze voor 80% van de dagelijkse klussen. Ze maken hun claims grotendeels waar en waar ze dat niet doen, weet je tenminste precies waar je rekening mee moet houden. Dat is uiteindelijk wat goede studiolampen doen: ze maken je werk voorspelbaar. En dát is misschien wel het grootste compliment dat je ze kunt geven.
